-
Dansen met Herinneringen
Onlangs voltooide ik na jaren dromen eindelijk mijn eerste roman: Dansen met Herinneringen. Een roman geschreven voor mijn vader, om ze nog eenmaal samen op avontuur te sturen en ze afscheid te laten nemen op de manier die het leven hen niet toestond. Eind dit jaar in de winkels.
-
Wist je dat...
ik naast teksten voor tijdschriften en boeken ook songteksten schrijf? Ik doe dat o.a. voor Edsilia Rombley, Jeroen v.d. Boom, Antje Monteiro, Vinzzent enzovoort. Voor laatstgenoemde scoorde ik eind 2011 eindelijk mijn eerste gouden plaat!
-
Robin...
En dit is Robin. M'n allerbeste vriendje en geboren op 15 februari 2011. Het is echt een lieverdje en daar zijn we blij mee. Het maakt al het overige veel minder belangrijk.
-
Schrijven en vertalen
Mijn dagelijks brood verdien ik met vertalen en copywriting voor bladen als Computer! Totaal, Tekst.nl, Tips en Trucs, Laikabooks enzovoort. Lekker druk, maar er is altijd ruimte voor meer. Snel iets goeds nodig? Mail me dan.
Ik ben niet heel handig. Ik kan niet klussen, ik ben niet goed in sport. Ik drink geen bier en ik kijk niet naar Voetbal, een EK of WK daargelaten. Ik hou van winkelen en warme chocolademelk en snotterfilms. Ik
ben niet stoer, heb geen behaarde armen. Ik ben niet sterk, kan weinig tillen. Ik een man, maar na 32 jaar voel ik me nog steeds een jongetje. Een onhandig, onzeker jongetje.
Martine, Robin en ik zijn in Amerika. Dat is leuk, lekker eten, heerlijk shoppen, al moet er ook hard gewerkt worden. Dat alles is leuk, maar niet het meest bijzondere van deze trip. De mensen waar we logeren zijn gelovig. Ik ben dat niet en kon er nooit zoveel nee. Ik zal het waarschijnlijk ook nooit worden, maar het verblijf bij dit gezin heeft me al in veel bijzondere situaties gebracht. Zo ook vandaag.
Mickey, 'de vader' van het gezin waar we logeerden had een speciale men's group opgericht, een groep waarin mannen samenkomen om met elkaar te praten over lastige onderwerpen. Daar zou ik vroeger heel lacherig over gedaan hebben, maar ik heb eerder gezien wat het doet, en vandaag was daar geen uitzondering op.
Het thema van de groep is Renegade Men en het draait eigenlijk maar om één ding: wat betekent het om man te zijn en wat kun je als man voor elkaar betekenen. 'Gadver wat zoet' is dr manier waarop je zoiets in Nederland afserveert en wat is dat jammer want ik heb zelden zoiets waardevols gezien.
Stop mannen bij elkaar in een groep
en het onderwerp is duidelijk: bier en wijven. Dat zou je denken, maar juist de afwezigheid van vrouwen veranderde dat. Prachtige verhalen over jeugd, verdrietige verhalen over mannen die van hun vader niet de liefde kregen die ze nodig hadden, een zaal vol mannen die het niet droog weten te houden, en niemand die moeite doet om het te verbergen.
Wat betekent het om een man te zijn? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat velen het met mij niet weten. Voor iedere stoere man met klushanden is er een onzekere man die daar tegenop kijkt. Wie mij kent weet dat ik het niet zo op kerels heb. Dat domme macho gedrag, dat zogenaamde stoere en Coole, waarom kan het niet allemaal wat emotioneler?
Dat kan dus zeker en ik heb alles met een filter bekeken. Zelfs de mannen die ik zie als echte kerels voelen zich van binnen vaan nog een jongetje. Ik en genoten vandaag van prachtige verhalen over angst voor het vaderschap, angst om het te verpesten en de garantie dat je dat zult doen.
Een van de mooiste citaten was van een 62 jarige politieagent: "Cut us dads some slack, we need the hugs just as much as you do."
Ik heb vroeger geen makkelijke relatie met mijn vader gehad, maar ik heb het geluk dat ons de tijd is gegeven om elkaar te vinden en te leren begrijpen en daarvoor ben ik dankbaar.
Ik weet nog steeds niet wat het betekent om een man te zijn. Wat ik wel weet is dat ik een papa ben van een prachtig ventje. Ik ben niet goed in luiers verschonen en ik kan geen boomhut bouwen. Vandaag realiseerde ik me dat Robin dat ook niet van me verwacht. Voor hem hoef ik niet groot te zijn, niet sterk, niet stoer, niet handig. Het enige dat hij van me verwacht is dat ik van hem houd, en hoe dat moet weet ik heel goed. Sinds de dag dat hij geboren is heb ik hem dat elke dag verteld en dat zal ik altijd blijven doen.
Robin, papa ik hou van jullie.
Xxxxxxx
Lief vriendje. Ongelooflijk, alweer een jaar geleden. Ik weet nog goed, dat ik, voordat je geboren werd, een tekst moest verzinnen voor je geboortekaartje. Ik vond dat moeilijk, want ik had geen idee wie je was. Ook was ik nog niet helemaal uit de naam. Martine vond Robin een mooie naam, maar het deed mij aan Batman denken. Dat is niet slecht, ik houd van superhelden, maar Robin is geen superheld, hij is het hulpje van Batman. Mijn kindje is geen sidekick, mijn kindje is een superheld, herinner ik me nog heel goed. Uiteindelijk noemde ik je twee dingen in de kaart: frummel en ons beste vriendje.
Waarom tel ik dan 20 euro neer voor een kaartje voor een show waar ik niets van weet? Omdat iemand die ik dit jaar heb leren kennen me had aangeraden om die show te bezoeken als ik de kans kreeg. De voorstelling speelde zich zo’n 500 meter van mijn huis af, hetgeen ik prima vond kwalificeren als ‘de kans krijgen’. Met een select groepje zijn we naar de voorstelling gegaan. Ik herinner me nog dat ik tegen m’n zusje zei: ‘Ik weet echt wel dat ik hier redelijk bekeerd naar buiten ga lopen’. Bekeerd richting Ali B uiteraard, niet richting de Islam. Het bleek een understatement.
Wat een bijzondere voorstelling was dat. Ali B geeft antwoord. Maar waarop dan? Op een beetje onnozele vragen uit een wat suffig publiek vol huiverige Lelystedelingen. Het maakte niet uit, want Ali B wist allang wat hij zou gaan vertellen. Tenminste, dat, óf hij heeft echt twintig theaterprogramma’s in zijn hoofd en dat lijkt me schier onmogelijk. Met één stukje uit de voorstelling maakte hij zich, in mijn ogen althans, onsterfelijk. ‘Als je ergens heel erg tegen bent, dan draag je in feite bij aan dat waar je tegen bent. Je kunt veel beter positief zijn, en vóór hetgeen zijn dat het tegenovergestelde is van dat waar je tegen bent’. Toen hij die woorden voor het eerst uitsprak klonk het als onzin. Maar na zijn uitleg werd duidelijk dat het precies inhaakte op mijn favoriete theorie waarover ik al zo vaak geschreven heb: ‘Duisternis is niets anders dan de afwezigheid van licht. Doe onaardig tegen iemand die je slecht behandelt, en je wordt zelf precies die persoon. Blijf positiviteit sturen en je zult die persoon uiteindelijk veranderen’.
Het was de kennis die ik al had, verpakt in een prachtige zin ‘wees niet tegen, maar wees voor het tegenovergestelde van dat waar je tegen bent’. Het was één van die levensveranderende momenten, zo’n moment dat je denkt, dit wil ik vasthouden, hier wil ik iets mee doen. Wat een bewondering kan iemand in een paar uur kweken en wat voelde ik me dom en oppervlakkig achteraf.
Maar wat ik dan altijd nog het mooist vind, is wanneer ik me realiseer hoeveel er voor nodig was om mij in die zaal te krijgen zaterdagavond. Ik was daar nooit geweest als ik Jan Jaap niet had ontmoet. Jan Jaap had ik nooit ontmoet als ik mijn boek niet had geschreven en op Ten Pages had gezet. Dat had ik nooit gedaan als Mickey (mijn grote vriend in LA) me niet had overgehaald om mijn boek te schrijven, Mickey die ik nooit had ontmoet als ik het tijdschrift niet was begonnen dat ik samen met Martine was gestart. Het tijdschrift dat ik nooit zou hebben gehad als ik Martine niet had ontmoet. Zo kan ik nog veel verder terug. Dat klinkt melodramatisch, maar waarheid is het wel. Honderden, misschien wel duizenden kleine gebeurtenissen waren nodig om ervoor te zorgen dat ik op zaterdag deze prachtige les mocht leren. En dan heb ik het nog niet eens over wat er voor nodig was om ervoor te zorgen dat Ali B op een zaterdagavond optrad in Lelystad.
Wat is de wereld toch een wonderlijke plek.
hoe het voelt dat jij er bent.
Maar een woord voor zoveel liefde,
heb ik nog altijd niet herkend.
Ik zou je willen vragen,
hoe je het leven nu ervaart.
Maar de blik die je me toewerpt,
is veel meer dan woorden waard.
Graag zou ik je beschermen,
voor al het slechte om je heen.
Helaas kan dat maar een klein beetje,
de grootste strijd vecht je alleen.
Ik kan niet zeggen, vragen, redden,
hoe graag ik dat ook willen zou.
Dus hoop ik maar dat je aan alles voelt,
hoeveel ik van je hou.
Papa
Het is de zin waar Martine in de acht jaar dat we samen zijn een gruwelijke hekel aan heeft gekregen. Ik heb namelijk jeuk op mijn rug. Niet soms, niet vaak, maar eigenlijk altijd. Nu schijnt dat niet een persoonlijk manco van mij te zijn, maar een probleem waar het hele mannelijke geslacht mee te maken heeft, het is een verslaving. Overdag openbaart het zich niet echt, dan ben ik gewoon aan het werk en is er niets aan de hand.
Maar ’s avonds? Zo vlak voor het slapen gaan, ja dan openbaart het zich ineens. Zo’n kriebel, midden op je rug, waar je met de beste wil van de wereld niet bij kunt met je eigen armen. Het liefst gaat Martine eerder slapen dan ik, want ik ga haar niet wakker maken (hoogstens een keer iets te hard binnekomen ‘oeps sliep je?’. Gaan we tegelijk slapen, dan is ze sowieso de pineut. ‘Kun je zo wel even krabben?’, waarop een lange tragische zucht klinkt aan de andere kant van de kamer. Ik weet dat het haar irriteert, ik weet dat ze het zat is, maar de jeuk, de jeuk!
Erger is nog als de rollen zijn omgedraaid. Dan ben ik moe en ga eerder slapen dan zij. Dan komt ze heel zachtjes de kamer binnen, want ze wil me niet wakkermaken. Deels omdat ze lief is, deels omdat ze dan haar lot ontloopt. Op haar tenen loopt ze naar het bed, gaat tussen de lakens liggen, trots dat ik nog altijd niet wakker ben. Twee punt drie seconden heb ik dan. Want als ze eenmaal lekker ligt, dan kan ik het schudden. ‘Kun je even krabben?’ roep ik snel. ‘Fuck, fuck, fuck!’ ze roept het niet, maar ik hoor het haar denken.
Dan is het natuurlijk nog de vraag wat voor soort jeuk het is. Want de mannelijke rug kent belachelijk veel soorten jeuk. Je hebt de lokale prikjeuk, die netjes op één plek blijft, maar die zich verstopt als je krabt. Om daarna stiekem en venijnig terug te keren als de krabber weer is vertrokken. Dan is er nog de racejeuk, de jeuk die begint, maar gaat reizen zodra er gekrabd wordt. ‘Ja daar! Nee, naar links, links, andere links! Naar beneden, oh nee stukje terug, ja daar! Oh, toch niet’. Bewonderenswaardig hoe de krabber altijd netjes begint met orders opvolgen en op het laatst uit frustratie vol de nagels over je hele rug haalt, om zo effectief jeuk te vervangen door pijn.
De ergste jeuk is echter de fantoomjeuk. De jeuk die je voelt, maar niet kunt plaatsen. ‘Waar heb je jeuk dan?’ ‘Ja volgens mij links op mijn rug’ ‘Hier’? ‘Hmmm misschien toch mijn arm’. De krabber is kansloos en fantoomjeuk resulteert altijd in twee gefrustreerde mensen. De één omdat ze voor niets heeft gekrabd, de ander omdat het euvel niet is verholpen.
Nachtenlang heb ik in bed gefantaseerd over complete systemen die je zou kunnen bedenken om dit probleem op te lossen. Een t-shirt met vakjes op je rug, met corresponderend schema op papier. ‘De jeuk gaat nu van A5 naar B3, haast je!’ Een spijkerbed klinkt ook zo fijn, of een ruggenkrabber met scherpe punten ipv die botte houten krengen (slecht plan, slecht plan).
Ik heb de jeuk altijd verfoeid, maar gisteren had ik, uiteraard tijdens het krabben, een gesprek met Martine. Ineens realiseerde ik het me ‘Weet je?’ zei ik. ‘Mocht onze liefde ooit doven, mocht zelfs Robin ons niet meer bij elkaar kunnen houden, dan zal de jeuk ons huwelijk redden’. Ik zou vast kunnen leren van iemand anders te houden, maar krabben zoals zij? Dat kan na acht jaar niemand beter!
Een hele simpele zin, maar wat zit er een verhaal achter. Ik vroeg het me vanavond weer eens af na een gesprek met een oude bekende. Ze vond me veranderd, iets dat ik kon beamen. Ik ben niet meer dezelfde als vijf jaar geleden (wie wel) en daar ben ik dankbaar voor. De laatste jaren heb ik ineens heel sterk het gevoel dat ik weet wat ik kan en wat ik wil en dat ik doe waar ik goed in ben. Dat heeft me rust gegeven. Natuurlijk haalt dat ook de uitdaging weg in de dingen die ik doe, maar voor nu vind ik het fijn. De rust van jezelf zijn.
Maar is dit hem dan? Is dit de Martin die ik had moeten zijn en altijd op weg was te worden? Toen ik 8 was liep ik over een pad naar school en besloot dat later, als ik een man was, dan zou ik dit pad nogmaals bewandelen, terugdenkend aan deze dag, een brug in gedachten slaan tussen twee perioden in mijn leven. Is die periode aangebroken? Als dat zo is, dan weet ik niet of ik daar blij mee ben, want er is nog veel meer dat ik wil doen, veel meer dat ik wil zijn. Iemand die niet zoveel piekert, die leert te genieten van wat hij heeft en niet te balen wat wat hij had willen hebben en wat misschien nooit meer komt.
Is dit nu later als je groot bent? Zijn de herinneringen die ik koester aan dat ene leuke sinterklaasliedje in Kinderen voor Kinderen, aan Bassie en Adriaan (verrek, de robot heet Robin!), aan Masters of the Universe, Spanning in Slagharen, aan Captain Planet en de ViewMaster, zijn dat nou mijn ‘vroeger toen alles beter was’ momenten? Ik vraag het me regelmatig af. Ik ben pas 32, en tegenwoordig begint het leven geloof ik bij vijftig, dat is geruststellend.
Ik weet nog goed dat ik op mijn 18e de laatste gang maakte met mijn klasgenoten naar de Mediatheek op school, me volledig bewust (te bewust) dat dit het einde was van een tijdperk. In slow-motion met muziek, want zo werkt mijn hoofd. Ik weet nog precies mijn gedachten, me bewust van het feit dat er een leven op me wachtte vol onverwachte gebeurtenissen die mijn visie op alles volledig zou veranderen, zou doen rijpen. Ik kon dat moeilijk verkroppen: weten dat je nog niets weet, dat je nog een groentje bent en niets anders kunnen doen dan wachten tot de jaren, het geluk en het leed die kennis bij je komen brengen.
Stiekem mis ik hem nog wel eens, oude ik. Oude ik die meningen had. Die vond dat het feit dat ergens een handleiding voor bestond, niet betekende dat het ook daadwerkelijk zo moest zijn. Immers de handleiding was ook door iemand geschreven. Die vond dat je altijd moest zeggen waar het op staat, ook al kostte je dat je leuke baan bij Veronica. Het was een maf mannetje. Ik weet het niet, is dit nu later als je groot bent? Ben ik over vijf jaar totaal iemand anders en kijk ik dan lachend terug op alles dat ik nu dacht te weten?
De tijd zal het wederom leren. Voorlopig zie ik mezelf nog niet op dat pad lopen, al realiseer ik me telkens wanneer Robin me vol bewondering aankijkt, dat ik geen jongetje meer ben. Misschien is groot zijn dan niet iets dat je voelt, maar iets dat men in je ziet. In dat geval mag het vandaag zijn. Voor Robin.